MUREN

Lang geleden in een land hier ver vandaan was er eens een meisje.

Ze stond aan de voet van een immense muur. Ze keek omhoog en kreeg er pijn in haar nek van zo hoog was de muur. Het was de buitenste muur, de eerste in een serie van vele muren, cirkels om elkaar heen.

Iedereen had haar verteld dat het onmogelijk was de muren te bedwingen. Het waren geen normale muren namelijk, er was magie in de muren en het land eromheen. Je zag het in de lucht en in de natuur, je voelde het om je heen, je kon het ruiken en proeven en als je goed luisterde hoorde je het gonzen van de magie om je heen. Daarom waren er maar zo weinig mensen die ooit hadden geprobeerd de muren te bedwingen. Er waren verhalen over de meest vreselijke wezens die tussen de muren leefden wachtend op hen die het waagden om over de muren te gaan.

Hoe ze hier was gekomen wist ze niet maar een ding wist ze wel: ergens achter die muren ligt wat ik nodig heb. Ze wist het ze voelde het ze droomde het. En daarom was ze nu hier.

“Dat lukt me nooit. Ik heb nog nooit zo’n hoge muur gezien. Hoe kom ik hier in de naam van Rah ooit overheen?!” Ze liep langs de muur en streek met haar hand over de oppervlakte. De magie deed haar vingers tintelen. Er waren runen in de muur gekerfd, overal van onder tot boven. Oude runen, ouder dan de talen die zij had geleerd. Ze kon er geen wijs uit worden, ze zag geen patroon, niets wat haar kon helpen. Waar ze ook keek nergens was er een mogelijkheid om de muur te beklimmen. “Als ik er niet overheen kan klimmen, ga ik er doorheen.” Ze zette haar kamp op aan de voet van de muur en begon op de muur in te hakken met alles wat er voorhanden was. Ze gebruikte stokken, stenen, haar handen en voeten. Langzaam begonnen er stukken van de muur af te brokkelen. “Dit gaat makkelijker dan ik dacht”. Vol overgave stortte zij zich op haar gevecht met de muur, tegen de avond was er een al een flink gat in de muur. “Ik moet er nu toch wel bijna doorheen zijn” dacht het meisje. Maar ze was moe, zo moe van het vechten tegen de muur. “Ik kan niet meer, ik ga morgen verder, een mens heeft ook rust nodig.” Tevreden over haar voortgang van de dag viel ze in slaap.

Maar de muur had andere plannen… ’s Nachts begon de magie te werken en stukje bij beetje begon de muur weer te helen. Toen ze de volgende ochtend wakker werd sprongen de tranen het meisje in de ogen. De muur was weer bijna geheeld!!! “Nee!! Waarom?!!” Riep ze uit. “Hoe kan dat nou?? Al die moeite voor niks!! Rotmuur!” Huilend stortte ze ruggelings tegen de muur en zakte op de grond. Haar tranen vielen op de grond en verdronken bijna een paar mieren die in colonne langs de muur liepen. Ze volgde de mieren en zag dat er een iets verder een scheur in de muur zat. De scheur was ontstaan door een stuk kwartskristal dat van onder de muur omhoog groeide, blijkbaar had de magie van de muur geen effect op het kristal. “Dat is interessant, hoe heb ik dat gisteren kunnen missen??” Met haar stok groef ze een stuk van het kristal uit en maakte er een soort hakbijl van door het aan haar stok te bevestigen. “Eens kijken wat er nu gebeurt.” Ze hakte met haar nieuwe werktuig op de muur in en het was alsof ze met een heet mes door boter ging. De muur had geen schijn van kans. Stuk na stuk viel van de muur en na korte tijd leek het wel of… Ja! Licht! Ze was bijna door de muur heen! “Dit spul is geweldig, ik neem er wat van mee.” Zei het meisje tegen zichzelf en vulde haar tas met stukken van het kristal. Met een laatste zwaai van haar hakbijl stortte het laatste stukje van de muur in en was er een doorgang. Ze greep haar bezittingen bij elkaar en liep door het gat. Ze stopte even en keek terug naar de mieren. “Bedankt mieren, zonder jullie was ik niet zover gekomen.”

Ze had verwacht dat de magie van de muur haar gelijk zou insluiten als ze in de tweede ring was gekomen maar niets was minder waar. Zodra ze bij de tweede muur kwam veranderde het gat achter haar in een perfect uitgehouwen doorgang met een weg erdoorheen die er eerst nog niet was. De terugweg was wijd open leek het.

De tweede muur was anders, deze had geen runen en was vrij glad op het eerste gezicht. Ze zocht weer op de grond of de mieren en waren maar zag er geen. “Ugh, dan maar weer hakken.” Ze pakte haar bijl en wilde net uithalen toen er een hagedis langs de muur omhoogschoot. Ze volgde hem en zag dat hij behendig via kleine kieren en spleten en oneffenheden in de muur omhoogklom. Ze besloot om toch maar eerst even goed rond te kijken en zag dat even verderop de muur niet zo glad was als hier. Grote gaten en oneffenheden sierden hier de muur. “Hier kan ik overheen klimmen!” Riep ze uit. Met haar bezittingen op haar rug begon ze te klimmen. Na de inspanningen van de eerste muur was dit een eitje! Vrij snel was ze boven. Ze stond op de muur en keek…. De moed zonk haar bijna in de schoenen… Muren. Alleen maar muren. Zoveel! Grote, kleine, dikke, dunne, muren met punten of zonder, lage muren hoge muren. “Oh mijn Rah” Zuchtte het meisje. “Dit lukt m…” Haar woorden bevroren in haar keel. In de verte, ver achter de ontelbare muren schitterde iets, iets resoneerde daar, het trilde leek het wel. Een onmetelijke kracht raakte haar hart en het kwam vanachter de muren. “Daar ligt het, daar ligt wat ik nodig heb. Ik moet er komen.”

Zonder aarzeling sprong ze van de muur naar beneden en begon om over de derde muur heen te klimmen, dit ging al een stuk makkelijker dan daarnet. De nacht kwam en ging en de vierde muur kon niet beklommen worden. Hier moest ze weer doorheen. Ze paste haar werktuig aan en maakte een nog betere bijl van een betere stok en grotere beter geplaatste kristallen. Deze muur had geen schijn kans, binnen een oogwenk was ze er doorheen. Het succes gaf haar vernieuwde kracht en ook de volgende muren werden snel overwonnen. Dagen verstreken en tevreden viel ze ‘s nachts in slaap. Achter haar openden de muren zich en verscheen daar de weg terug. Vrij van obstakels en wijd open.

Die nacht kreeg het meisje bezoek van de Vuurvogel, een feniks die als een brandende komeet uit de hemel kwam. De Vuurvogel landde naast het meisje en fluisterde haar de hele nacht wijsheden toe. Zij vertelde het meisje hoe ze werktuigen kon maken, klim technieken, de betekenis van bepaalde runen en nog veel meer.

Ze merkte geritsel om haar heen en was meteen wakker. Ze sprong op met haar wapen hoog opgeheven. In het gras aan de voet van de muur rondom haar slaapplek bewogen kleine harige wezentjes. Een soort grote cavia’s maar dan op hun achterpoten en hariger. Deze wezentjes zagen er maar raar uit, ze hadden een soort gele ronde hoedjes op en om hun middel zat een soort riem waaraan allerlei soorten werktuigen hingen en aan vast zaten. “Hey!! Wat moet dat?! Wat moeten jullie van me in de naam van Rah!!” Riep het meisje terwijl ze vervaarlijk met haar wapen boven haar hoofd zwaaide. Het leek weinig indruk te maken op de wezens en behalve een paar die geïrriteerd even haar kant opkeken leek niemand zich veel om haar te bekommeren. “Wel gloeiende gr…” Begon ze maar werd direct onderbroken door een van de wezens die op het eerste gezicht de leiding leek te hebben. Hij was wat groter had geen gele maar een rode hoed op en bovendien een gigantische snor die ongeveer een derde van zijn totale omvang besloeg. “Goedemorgen mevrouwtje” Zei het wezen “U ligt nogal in de weg en we hebben deadlines om te halen dus vandaar dat we maar om U heen zijn gaan werken. Maar we zouden het op prijs stellen als U z.s.m. elders ging vertoeven, waarvoor dank. En kijk uit waar je met dat ding zwaait anders gebeuren er ongelukken. Ik heb al 453 manen geen ongelukken en het zal mij niet gebeuren dat een of andere verdwaalde Amazone daar even verandering in brengt! Dus gaarne richting ginder want we staan hier al weer veel te lang. Goedemorgen.” Het wezen nam even zijn hoed af en streek zijn snor met 1 hand in model en draaide op zijn hielen en begon orders te blaffen richting de gele hoedjes. Totaal in shock en met haar armen nog boven haar hoofd staarde de jonge vrouw het wezen na. Langzaam liet zij haar armen zakken en beende achter hem aan. “Hey!! Mislukte wombat!! Met je snor!! Wat is dit nou?? Waar heb je het in Rahsnaam over? Wie noem jij een Amazone?? Wie zijn jullie? Wat doen jullie hier??” Met een zucht draaide het wezen zich om. “Zucht” zei hij ook nog voor de duidelijkheid. “Gaan we weer, weer zo’n activiste. Luister dame niet iedereen heeft tijd om bomen te knuffelen en magische muren te aanbidden. We zijn aan het werk en zoals gezegd zijn er deadlines en als je wil klagen ga je maar naar de jongens van de Vakbond. Die lopen hier ook ergens, die gasten met de witte helmen op.” “Wat? Muren knuffelen? Vakbond? Waar heb je over” Zei het meisje. “Ik ben al zo lang bezig met over die vreselijke muren te komen. Wie zijn jullie?? Wat doen jullie hier?” Het wezen sloeg een hand voor zijn ogen en zuchtte weer diep, schuddend met zijn hoofd. “Echt, de jeugd van tegenwoordig. Momentje dame, pak je spullen even bij elkaar dan regelen we dit even.” Hij floot richting een paar gele helmen en uit het niets verscheen er een gigantische ladder tegen de muur aan. “Hup en vort dametje. De ladder op gaarne en gaat U maar aan de andere kant van de muur verder met Uw Amazoniale praktijken. Wij zijn nette burgers hier en ik wil er niets mee te maken hebben.” Ze dacht er even over om totaal uit haar dak te gaan tegen Wombat Snor maar toen viel haar blik weer op de ladder. Ze klom de ladder op en keek nog een keer terug naar de vreemde behelmde wezentjes. Die leken haar al vergeten te zijn en waren druk bezig met wat ze dan ook in de naam van Rah aan het doen waren en ze sprong de muur af.

Verbaasd stond ze aan de andere kant van de muur. “Wat in Rahsnaam heb ik nou meegemaakt?” Zei ze tegen zichzelf. Een vreemde stem klonk in haar hoofd. “Soms, lieve kind. Moet je je niet te veel afvragen waarom en de kansen zien en grijpen. Weer een muur minder.” Het was de stem van de feniks… “De feniks! Ik was het bijna vergeten!” De wijsheden van de feniks kwamen langzaam weer boven. Met nieuwe kracht en doorzettingsvermogen stampte ze op de volgende muur af. Die er niet bleek te staan. Dit kon je met goed fatsoen geen muur noemen. Het leek meer op een soort hek. “Prima, ook hier ga ik niet te lang over nadenken.” En ze sprong er overheen, wat een stuk makkelijker ging dan ze had verwacht. Al dat hakken en klimmen en graven had haar sterker gemaakt. Tevreden en trots keek ze naar haar spieren. Ze begon inderdaad een beetje op een Amazone te lijken. “Arme Wombat, had ie toch gelijk.”

Dagen vervlogen en muren werden met steeds groter gemak bedwongen. Ze droomde elke nacht van de Vuurvogel en leerde steeds beter de tekens van de muren en haar bewoners verstaan. Geuren, kleuren, geluiden en haar gevoel leidden haar steeds beter over en door de muren heen. Tot ze bij een muur kwam die niets leek op welke ze tot nog toe bedwongen had. Hier groeide niets op of om de muur. Geen leven, geen tekens. Hoger dan ze kon kijken, donker en duister van kleur, en de muur voelde ook nog eens naar en eng aan. De inmiddels ver geëvolueerde bijl haalde niets uit hoe hard ze ook hakte of sloeg. Geen van haar vele werktuigen leek ook maar enig effect op de muur te hebben. Klimmen was onmogelijk, er onderdoor was vanwege de granieten bodem ook geen optie. Te hoog om een klimhaak over te gooien. “Hoe kom ik nu verder? Niets lukt.” Bedroefd viel ze in slaap. Deze nacht waren er geen dromen van Vuurvogels en kennis. Alleen maar het beeld van de wijd open weg terug. Rillend van de kou werd ze wakker en maakte een vuur. “Ik brand die muur gewoon omver!” Maar ook dat lukte niet. Dagen en dagen probeerde de jonge vrouw aan de andere kant van de muur te komen, maar niets lukte. Huilend van frustratie en onmacht viel ze op haar knieën. Al die moeite, al die tijd. Voor niets!! “Waarom?! Waarom in Rahsnaam doe ik al die moeite om nooit te komen waar ik weet dat ik heen moet?! Rotmuren!! Ik geef het op.” Door die woorden werd de weg terug nog aantrekkelijker, letterlijk. Er begonnen bloemetjes naast de weg te groeien en vogeltjes te fluiten. De zon begon te schijnen en de heerlijke geur van een feestmaal dreef op een licht briesje haar neusgaten binnen. “Dat is het. Ik stop ermee. Ik ga terug.” En met die woorden liep ze terug over de weg. De muren sloten zich razendsnel weer achter haar alsof er nooit een weg was geweest. Maar toen voelde ze de kracht weer. De kracht die haar geroepen had. De kracht van wat er achter de muren lag verborgen. In haar geestesoog zag ze het: het was de mooiste diamant die iemand ooit had gezien. Mooier geslepen dan welke dan ook, met prachtige fonkelende kleuren. Niet zomaar een diamant. Een magische diamant. Vol magie en wijsheid en schoonheid. De sleutel tot alle geheimen. Het antwoord op al haar vragen. Met een ruk draaide ze zich om. “Echt niet. Ik ga niet terug als ik er zo dichtbij ben. Ik lijk wel gek.” De inmiddels herstelde muren die ze achter zich had gelaten bleken deze keer een fluitje van een cent om te bedwingen en snel stond ze weer voor de laatste muur. Dit wist ze heel zeker. “Dit is de laatste muur. Een laatste test tussen mij en de diamant.” Dagen was ze bezig met alles te proberen; nieuwe methoden, oude trucs, gecombineerde werktuigen, schreeuwen tegen de muur, lief doen tegen de muur maar niets lukte. Ze ging zitten voor de muur en sloot haar ogen. Voelde vanbinnen. Voelde wie ze was, wie ze geworden is, hoever zij al was gekomen en voelde wat zij nog wilde bereiken. Met heel haar hart en ziel voelde ze diep in zichzelf dat wat ze zo graag wilde. “Hoe? Hoe kom ik voorbij deze muur?” Ze deed haar ogen open. En opende haar ogen nogmaals. “Ah. Zo dus.” De muur was weg.

Voor haar stond een altaar. Met daarop in het midden de diamant. Langzaam liep ze de treden op naar haar diamant en pakte die in beide handen. Datzelfde moment werd zoveel duidelijk. Datzelfde moment werd zij wie zij was. De jonge vrouw die ontelbare muren had overwonnen, ontelbare dingen heeft geleerd en haar eigen heeft gemaakt. “Ik heb het gehaald…. Ik heb het gehaald!!!!” Zielsgelukkig keek ze om zich heen en zag aan de ene kant de weg terug. Wijd open en vrij zonder obstakels. Ze keek naar de andere kant. Waar zo ver als het oog kon zien muren richting de hemel torenden. Groter en gevaarlijker dan welke ze tot nu toe had meegemaakt. “Ik kan weer terug.” Dacht ze. “Of niet.”

Ze stond aan de voet van een immense muur…

 

Sebastiaan C. Nieuwland

Schrijf je in!

Blijf op de hoogte van interessante informatie, tips en acties!

You have Successfully Subscribed!